Bij fraude mag de fiscus minder inkomsten belasten?
De fiscus heeft normaal drie jaar om een belastingaangifte te controleren en eventueel recht te zetten. Bij fraude kan hij tot zeven jaar teruggaan en alle niet-aangegeven inkomsten uit die periode belasten. Het gaat niet alleen om de ontdoken inkomsten, maar ook om vergetelheden van de belastingplichtige die losstaan van de fraude. Aan die praktijk lijkt nu een einde te komen door een arrest van het Hof van Cassatie van 24 maart 2023.
Als de fiscus de fraudetermijn inroept voor directe belastingen, dan mag hij alleen de inkomsten belasten die frauduleus niet zijn aangegeven. De fiscus mag ander niet-aangegeven inkomsten alleen belasten als hij ook daarvoor fraude aantoont. Met dit arrest komt het Hof uitdrukkelijk terug op zijn eerdere rechtspraak en dat is uitzonderlijk. Het betekent concreet dat de fiscus telkens afzonderlijk moet aantonen dat er sprake is van fraude. Hij moet dat doen voor elk inkomstenbestanddeel dat hij bij een controle wil belasten buiten de driejarige aanslagtermijn en binnen de fraudetermijn.
Deze kentering in de rechtspraak is het milderen van de toepassing van de verlengde aanslagtermijn wegens fraude, zeker nu deze sinds dit aanslagjaar werd verlengd van zeven naar tien jaar.
Tot slot rijst de vraag wat de impact van dit arrest zal zijn op de nieuwe aanslagtermijnen voor complexe of semi-complexe aangiften (10 respectievelijk 6 jaar) die tevens vanaf dit aanslagjaar van toepassing zijn. Voor belastingplichtigen die internationaal actief zijn, zal rechtszekerheid m.b.t. nagenoeg de volledige fiscale aangifte pas intreden na 6 of 10 jaar.