Blijft het regeerakkoord vaag over de belastingverhoging van 10% bij fiscale overtredingen?

In het najaar ontstond er ophef over een belastingverhoging van 10% bij een fiscale overtreding. De wet laat dit toe, maar voorziet ook in de mogelijkheid om van de boete af te zien als er geen sprake is van kwade trouw.

De situatie escaleerde toen het Grondwettelijk Hof in november vorig jaar in een arrest stelde dat het ervan uitging dat de fiscus in principe geen belastingverhoging zou opleggen bij een "eerste overtreding zonder frauduleus opzet". Dit stond haaks op de praktijk.

De situatie werd verder gecompliceerd toen de vorige minister van Financiën aangaf dat het niet de bedoeling was belastingplichtigen te straffen die "voor het eerst en te goeder trouw" een fout maken. Plots werden er plannen gesmeed om boetes aan te vechten.

Maar wie komt er nu precies in aanmerking voor een boete? Is het voldoende dat er sprake is van "een eerste overtreding zonder frauduleus opzet" volgens de uitspraak van het Grondwettelijk Hof? Of moet de overtreding ook "te goeder trouw" zijn? Als je bijvoorbeeld de beroepskost van je auto te hoog inschat, wordt dit meestal niet als fraude gezien, maar ben je dan wel te goeder trouw?

Of betreft het enkel overtredingen die voortkomen uit een vergissing? En moet die vergissing nu een rekenfout zijn of een tikfout? Of kan het ook een vergissing zijn in de interpretatie van de wet? Bovendien kunnen begrippen als ‘goede trouw’, ‘afwezigheid van frauduleus opzet’ en ‘vergissing’ op verschillende manieren geïnterpreteerd worden.

Het regeerakkoord kondigt veranderingen aan in hoe belastingplichtigen bestraft worden, maar blijft hangen in dezelfde vage definities. Het Rekenhof heeft al gepleit voor duidelijke richtlijnen om belastingverhogingen te vermijden, aangezien de inconsistentie in de toepassing van termen als 'goede trouw' zorgt voor ongelijke behandeling.

Maar is dit wat we willen? Het vaststellen van concrete richtlijnen zal de ambtenaars vrijheid om de specifieke omstandigheden van elke situatie in acht te nemen, sterk beperken. Het kan zelfs als eerlijker en rechtvaardiger worden ervaren wanneer een boete wordt opgelegd op basis van een afweging van de situatie waarin de overtreding plaatsvond, in plaats van het volgen van een strikt protocol.

Rechtszekerheid blijft essentieel. Toch zou het voor de fiscus nuttig kunnen zijn om het boetebeleid breder te kaderen, bijvoorbeeld door de relatie tussen de fiscus en de belastingplichtige te verbeteren. Dit is immers één van de doelen van de nieuwe regering. De vraag is dan welk model we willen: meer vastgestelde criteria voor het al dan niet opleggen van een boete, of juist meer ruimte voor de ambtenaar om rekening te houden met de specifieke situatie van de belastingplichtige?

Kamerlid Steve Matheï heeft een wetsvoorstel ingediend dat komaf moet maken met die automatische boete na een onopzettelijke fout in een aangifte. Het is afwachten hoe lang deze soap nog gaat duren.