Bye, bye eenmansvennootschappen?
Dat het regeerakkoord een hervorming van de personenbelasting vooropstelt, daar is niets mis mee. Maar de piste die vorige week naar boven kwam, doet iedereen in zijn koffie verslikken.
Binnen een werkgroep circuleren voorstellen om een deel van deze kost te recupereren bij de eenmansvennootschappen. De redenering is volgens hun simpel: ondernemers zonder personeel die een vennootschap oprichten doen dat louter om financiële redenen, dus zorg ervoor dat eenmansvennootschappen aan de personenbelasting onderhevig worden, in plaats van aan de vennootschapsbelasting.
Deze redenering is veel te simpel omdat veel zelfstandige ondernemers kiezen voor een vennootschap om hun privé- en professioneel vermogen beter te scheiden. Bovendien moeten zij zich kunnen indekken tegen professionele risico’s en aansprakelijkheden, wat bijvoorbeeld voor vele vrije beroepers geldt. Een vennootschap is zeker nodig voor vele van deze beroepscategorieën.
Bovendien is het onaanvaardbaar dat het al moeilijk is om de grootste bedrijven van de wereld aan een tarief van 15% belast te krijgen, en dat lokale ondernemers niet mogen genieten van een vennootschapstarief van 20%, maar naar een tarief van 40 tot 50% moeten gaan. Meer nog, eenmanszaken zonder vennootschap zouden eerder in de richting van de vennootschap moeten evolueren in plaats van omgekeerd. En wie zich loon uitkeert vanuit de vennootschap, betaalt met de vennootschapsbelasting en de roerende voorheffing meer dan zijn deel, naast het minimum van € 45.000,00 dat steeds als loon belast moet worden.
De personenbelasting moet hervormd worden, maar niet op de kap van de zelfstandige ondernemers.