Draait de fiscus bij omtrent de beoordeling van netto-bestaansmiddelen voor ascendenten?

Een echtpaar-ascendenten, meestal ouders of grootouders, kan inwonen bij de kinderen/kleinkinderen en kan bij hen, onder bepaalde voorwaarden en modaliteiten, als persoon ten laste gelden en recht geven op een specifieke verhoging van de belastingvrije som.

Uiteindelijk heeft de fiscus en de rechtspraak intussen aanvaard dat het maximumbedrag van de bestaansmiddelen voortaan voor elke ascendent afzonderlijk beoordeeld moet worden. De circulaire bevestigt dat het nieuwe standpunt onmiddellijk van toepassing is en dit in alle stadia van een procedure.

Maar het verdient aanbeveling de kwestie met argusogen te blijven volgen want mogelijk is deze saga daarmee nog niet ten einde. Ervaring leert immers dat de kans bestaat dat de fiscus strenger zal zijn bij het beoordelen van de andere voorwaarden. Uit de praktijk blijkt namelijk dat de fiscus ook steevast vooropstelt dat een persoon die een ascendent fiscaal ten laste neemt in feite aan het hoofd van een gezin moet staan. Sinds 2016 staat het begrip “aan het hoofd staan van een gezin” garant voor oeverloze discussies, waarbij de belastingplichtige meestal aan het kortste einde trekt.

Om deel te zijn van het gezin volstaat het dat de belastingplichtige op bestendige wijze werkelijk deel uitmaakt van het gemeenschappelijke gezinsleven. Het is toch niet aan de fiscus om de keuze wie fiscaal gezinshoofd is conform de wetgeving, in vraag te stellen en/of harde bewijzen te eisen, zeker als er geen risico is dat dezelfde persoon tweemaal ten laste genomen wordt.