Grondwettelijk Hof verduidelijkt aftrekverbod bij vennootschapsbelasting?
De aanleiding: discriminatie of niet?
In een recente zaak stelde de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel prejudiciële vragen over dit aftrekverbod. De belastingplichtige in kwestie had zijn aangifte laattijdig ingediend, wat leidde tot een ambtshalve aanslag met een belastingverhoging. De fiscus paste het aftrekverbod toe, waardoor geen fiscale verliezen konden worden verrekend met het resultaat. De belastingplichtige stelde dat belastingplichtigen die hun aangifte vóór de kennisgeving van een ambtshalve aanslag indienen anders behandeld zouden moeten worden dan zij die dit pas daarna doen.
De rechtbank vroeg het Grondwettelijk Hof of deze uniforme toepassing van het aftrekverbod niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie. Het Hof oordeelde echter dat er geen wezenlijk verschil is tussen belastingplichtigen die laattijdig aangifte doen, ongeacht het tijdstip van indiening in relatie tot de kennisgeving van de aanslag.
Uitspraak van het Grondwettelijk Hof
In zijn arrest van 21 november 2024 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het aftrekverbod niet in strijd is met de Grondwet. Volgens het Hof kunnen verliezen worden doorgeschoven naar een volgend fiscaal jaar, waardoor belastingplichtigen geen definitief nadeel lijden. Het Hof benadrukte ook dat belastingverhogingen van minstens 10% doorgaans pas bij herhaalde overtredingen worden opgelegd, wat de impact voor ‘eerste overtreders’ zou beperken.
Daarnaast erkende het Hof dat de toepassing van het aftrekverbod zwaarder kan uitpakken bij een ambtshalve aanslag (die het volledige resultaat betreft) dan bij een bericht van wijziging (waarbij slechts een deel van de inkomsten wordt aangepast). Dit verschil is volgens het Hof echter logisch, omdat een ambtshalve aanslag doorgaans voortvloeit uit het niet-tijdig indienen van enige aangifte, terwijl een bericht van wijziging slechts betrekking heeft op een deel van de aangifte.
Kritische kanttekeningen
Het arrest wordt niet onverdeeld positief ontvangen. Critici stellen dat het Hof de praktijk negeert waarin belastingverhogingen van 10% standaard worden toegepast, zelfs bij een eerste overtreding. Dit ondermijnt de bescherming die het Hof lijkt te bieden. Bovendien kan het uitstel van verliesverrekening bedrijven zwaar treffen, met risico’s op faillissement.
Een andere zorg is de druk die het aftrekverbod uitoefent op belastingplichtigen. De verplichting om belasting te betalen zonder aftrekmogelijkheden kan liquiditeitsproblemen veroorzaken, vooral wanneer er geen garantie is dat verliezen in de toekomst alsnog verrekend kunnen worden.
De volgende stappen
Het arrest van 21 november 2024 is waarschijnlijk niet het laatste woord over dit onderwerp. Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft nieuwe prejudiciële vragen gesteld over de verenigbaarheid van het aftrekverbod met het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Ook vraagt men zich af of rechters meer ruimte moeten krijgen om de impact van het aftrekverbod te milderen, afhankelijk van de individuele omstandigheden van belastingplichtigen.
De discussie rond het aftrekverbod illustreert de noodzaak van meer nuance en rechtszekerheid in de fiscale wetgeving. Hoe het Grondwettelijk Hof hier in de toekomst mee omgaat, zal bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling van dit complexe dossier, maar de kans is ook hier groot dat de fiscus het spel gaat verliezen.