Is het nodig om steeds vaker naar de rechtbank te stappen om (fiscale) rechtszekerheid te verkrijgen?

Dat de wereld steeds sneller verandert, is een open deur intrappen. De wetgever hinkt hijgend achter die steeds sneller wordende veranderingen aan, vooral op fiscaal gebied. Op fiscaal vlak is er het belangrijk legaliteitsprincipe. Dat principe staat in onze grondwet, maar kent zijn oorsprong al vele eeuwen terug.

Het legaliteitsprincipe in de fiscale wetgeving, dat voorzienbaarheid (lees: rechtszekerheid) biedt aan belastingplichtigen, lijkt echter steeds meer aan waarde in te boeten.

Een treffend voorbeeld hiervan is de gunstregeling voor familiale ondernemingen in de Vlaamse schenk- en erfbelasting. Het is logisch dat niet iedere onderneming in aanmerking komt voor die gunstregeling, want er zijn voorwaarden. Maar daar loopt het grondig mis met de rechtszekerheid. De Vlaamse belastingdienst geeft haar eigen invulling aan de toepassingsvoorwaarden en dat kan niet.

Gelukkig hebben we nog een rechterlijke macht, die de afgelopen jaren de Vlaamse Belastingdienst meermaals heeft teruggefloten. Maar eigenlijk kan het niet dat de rechterlijke macht steeds vaker moet tussenbeide komen. Niet louter wanneer de fiscus en de belastingplichtige van mening verschillen, maar zelfs in zaken waar het pleit al beslecht is en de belastingplichtige in het gelijk werd gesteld. Denk maar aan de rechtsplegingsvergoeding die moet worden betaald door de partij die de rechter in het ongelijk heeft gesteld. Wanneer de fiscus in het ongelijk werd gesteld, moet die de rechtsplegingsvergoeding betalen aan de belastingplichtige.

En wat stellen wij met volle verbazing vast? Steeds vaker betaalt de fiscus die vergoeding niet, ondanks het feit dat die daartoe werd veroordeeld.

Waterdichte wetgeving maken in een steeds sneller wordende wereld is niet mogelijk, maar de fiscus hoort wel de wetgevende macht en dus ook zijn belastingplichtigen te respecteren. Ondernemers mogen niet afhankelijk zijn van wijzigende interpretaties van fiscale administraties, zeker niet wanneer het om de elementaire hoekstenen van onze rechtstaat gaat.